Kevin staat aan de overkant van de weg en geeft de laatste aanwijzingen voor het proefshot. Marlene haalt de borstel nog een keer door mijn haar en ik strijk mijn zomerjurk nog even glad. Ik rol mijn lippen over elkaar en proef de zoete smaak van mijn lipstick. Ik ga in de houding staan, neem de microfoon in mijn rechterhand en roep naar de jongens aan de overkant: “Okay boys, lets shoot!”
Ik zie het teken dat de camera loopt en blabla mijn standaard onzinzinnetje in de microfoon. Het is prachtig voorzomerweer, de zon gloeit op mijn huid, een fris briesje streelt mijn gezicht.
De lucht is helder en blauw, de geluiden van de straat maken het decor perfect. In de verte hoor ik de sirene van een politieauto. Ik word herkend door voorbijgangers, ze blijven aan de overzijde staan om me aan het werk te zien.
“Hé Catherine, wat zie je er weer lekker uit vandaag, je mag mij alles vragen”, roept een brutale, sportief uitziende man.
De omstanders lachen.
“Speciaal voor jou, mooie jongen, vanavond knipoog ik speciaal voor jou in de camera”, kaats ik terug.
Ik heb geen haast. Dit is míjn stad, dit zijn mijn mensen en ik luister naar hun verhaal. Ik sta met mijn rug naar een rij oude woningen die binnenkort zullen worden afgebroken.
“Het hart wordt uit de wijk gerukt, het wordt een wijk zonder ziel”, zei één van de oudjes die voor het eerst in haar leven moet verhuizen.
Ik voel me goed en in vorm.
“De leefbaarheid staat onder druk en de veiligheid kan niet langer worden gewaarborgd”, zegt de burgemeester in zijn commentaar nadat hij me buiten het oog van de camera een steelse blik heeft toegeworpen. Ik zet hem op zijn nummer.
Ik concentreer me op de camerasessie.
“Ik neem eerst een shot van deze gevelrij en zoom dan op je in”, roept Kevin met zijn handen getuit voor de mond. De politiesirene klinkt opeens een stuk dichterbij. Terwijl ik mijn duim naar Kevin omhoog steek komt van één, twee blokken verder een grote donkere auto met een enorme snelheid de bocht omgescheurd. Meteen er achter aan volgt een tweede met dezelfde snelheid. De krijsende banden doen pijn aan mijn oren, de straat stinkt opeens naar verbrand rubber. De mensen kijken verschrikt om. De wagens verminderen nauwelijks vaart terwijl ze in onze richting scheuren. Een, twee politieauto’s volgen een paar seconden later.
Er klinkt een schot.
“Godverdomme, wat gebeurt hier?”, vloek ik. Mensen schreeuwen en duiken weg, laten zich op de grond vallen. Kevin roept naar me maar ik kan hem in de herrie niet verstaan. Mijn buik verkrampt en doet pijn.
“Shit”, roep ik. De eerste wagen komt recht op me af. Ik kijk snel om me heen. Een paar meter verder zie ik een deur. Kevin laat de camera lopen en heeft geen oog voor mij. De wagen schuift door tot enkele meters voor me. Nog voordat hij helemaal stil staat vliegen de portieren open. Als ik naar de overkant ren, loop ik ze recht in de armen, schiet het door me heen. Tussen de huizen kaatst een chaos van geluid en flitsende lichten heen en weer. De microfoon valt, ik denk niet meer en ren naar de deur. Ik duw met volle kracht en schiet naar binnen. De deur slaat met een klap weer dicht. Binnen is het nagenoeg donker. Buiten hoor ik de andere auto’s gierend tot stilstand komen. Ik hoor nog meer geschreeuw buiten en nieuwe sirenes naderen. Godverdomme, godverdomme, wat nu?
Voor het eerst in mijn leven voel ik echte paniek, mijn hart bonst als een gek, het zweet breekt me aan alle kanten uit. Ik duik naar de zijkant in een hoek, tegen een kast of iets dergelijks aan.
Zo kan ik echt niet meer voor de camera staan, tuimelt het door mijn hoofd. De deur vliegt weer open, een man stormt naar binnen. In het licht dat van de straat naar binnenvalt zie ik dat hij een revolver in zijn hand houdt. De deur blijft open, er klinkt een schot en meteen erna nog een of twee schoten. Een man schreeuwt en kreunt, een tel later valt de deur weer dicht.
“Godverdomme Mike, godverdomme godverdomme, vuile klerelijers”, roept de man met het pistool. Ik verstijf als ik de man aankijk, ik voel me verloren en willoos. Buiten wordt opnieuw geschoten, ik hoor kogels ketsen tegen de gevel waarachter ik zit.
Van boven wordt geroepen. Ik versta niet wat er wordt gezegd.
“Ze hebben Mike te pakken, de vuile hufters”, roept de man naar boven. Weer versta ik niet wat er wordt gezegd. Hij kijkt naar de buitendeur, draait zich om, kijkt weer naar de buitendeur en holt dan naar de binnendeur. Fuck fuck, ik kan niet weg, flitst het door me heen. Buiten wordt geschoten en binnen zitten minstens nog twee man. Van achter me hoor ik direct achter elkaar twee keer een naar droog plofgeluid, de man voor me zakt in elkaar en glijdt langs de deur naar de grond, ik kan zijn gezicht niet zien. Ik sta te trillen op mijn benen. Iemand grijpt me krachtig van achteren vast, één hand voor mijn mond zodat ik geen geluid meer uit kan brengen, de andere arm om mijn bovenlichaam gekneld. Ik ben verlamd van schrik, tussen mijn benen voel ik een straal urine weglopen.
“Stil, als je stil bent laat ik je los”, fluistert een man achter me. “Politie, ik ben van de politie! Hou je stil, ik laat je los!”
Mijn hele lichaam trilt, ik kan er niets tegen doen.
“Ik sta godverdomme in mijn in mijn broek te zeiken, vuile klootzak, zo laat je me schrikken”, huil ik happend naar adem. “Stil stomme trut, wil je ons dood hebben?” bijt hij in mijn oor.
Ik ben vies, mijn zeiknatte slip stroop ik rillend naar beneden en gooi ik aan de kant, het ergste veeg ik van mijn benen. Ik stap uit mijn natte schoenen en schuif ze aan de kant.
“Stil verdomme”, bijt hij me toe. Hij stapt in het duister naar de deur en rolt de man aan de kant.
“Blijf bij me, blijf naast me lopen”, fluistert hij terwijl hij me in de richting van de deur duwt. Met zijn ene arm houdt hij me weer vast, met de andere opent hij zo voorzichtig mogelijk de deur open en trekt me dan een donkere gang op. De haartjes op mijn armen en benen steken overeind, het wordt ijskoud, ik ril als hij me verder trekt. Voorzichtig beweegt hij ons in de richting van de trap, hij houdt het getrokken pistool voor zich uit. Hij doet een eerste stap op de trap. Van boven wordt geschoten. Als hij halverwege is blijft hij stilstaan. Een tel later vliegt boven ons met een enorme knal een raam in duizenden scherven uit elkaar. Een man gilt en vloekt. Fluitend slaan de kogels in de muur. Ik krimp ineen.
Nog tijdens het lawaai stapt hij snel verder naar boven, ik kruip verdoofd van de herrie en machteloosheid achter hem aan. Vanaf de trap kijk ik net over de vloer van de overloop de kamer in. Met bloedende handen duwt een man zich uit het glas omhoog en kijkt me aan. Met de verbazing in zijn gezicht gebeiteld komt hij een stukje overeind. Op dat moment hoor ik een nieuw salvo en zie ik alleen nog maar spattend en spuitend bloed. Hij zakt in elkaar op de vloer en ligt stil. Heel even hoor ik niets, dan hoor ik boven aan de trap de snelle, zware adem van de politieman. Ik draai weg, mijn jurk blijft ergens aan de trap haken en scheurt open. Ik laat me op de trap zakken. Ik hoor de politieman met zijn arm voor zijn mond fluisteren:
“Eén dood, één leeft. Wacht op me”.
Ik kijk naar hem terwijl hij zijn pistool wegstopt. Wat zegt hij? De man beneden is dood, de man boven is dood? Dan zijn er twee dood! Waar is de man dan die leeft? Ik kijk hem aan als hij zijn hand uitsteekt om mij omhoog te trekken. Hij is groot, zijn hand is krachtig. Zijn gezicht kan ik nog steeds niet goed zien. Ik kijk naar mezelf als ik op de overloop sta. Het glas prikt onder mijn voeten. Ik sta in mijn zwarte kousen, mijn jurk is besmeurd, bezweet en hangt open, los en gescheurd aan mijn lijf. Mijn benen plakken aan elkaar.
Wordt vervolgd
— “Een erotische ontdekkingstocht vol fantasie en verbeelding” —