1469 Van de Prins geen kwaad
Het was na het ontwaken uit een koortsige droom dat ik besloot hem weer op te zoeken. Mijn hoofd stond op barsten en in mijn keel zat een stuk schuurpapier. Dus had ik me onderworpen aan de ziektegoden, me in een wollen dekentje gedraaid en was zo midden op de dag in een diepe slaap gesukkeld.
In het afglijden naar het onderbewustzijn zag ik weer de vraag. Hoe was het met de Prins gesteld? Zoals het een Prins betaamt was hij van niet veel woorden. Hij boog even hoofs en vroeg of hij zich tussen mijn borsten mocht vleien. Ik schrok van de vraag en wist niet of ik nijdig om de onbeschaamdheid, of blij om de eerlijkheid moest zijn. Het gebeurt immers niet elke dag dat een Prins zichzelf aanbiedt.
Ik knikte schuchter, alhoewel dat al veel te laat was want hij had zich al, zachtjes ronkend en snorrend, in mijn borstendal genesteld. Het duurde even voor ik het gespannen gevoel kwijtraakte dat deze vernieuwde ontmoeting met zich meebracht. Maar het brommende geluid van een tevreden Prins sloot aan bij mijn hartslag. Er kwam stabiliteit en mijn koortsig rillen ging langzaam op in zijn teder vibreren.
Ik voelde mezelf mogelijk nog dieper wegzakken of, beter gezegd, wegdrijven. Als een losgeslagen stuk hout dat aanstuurt op het strand. Een ongelooflijk vrij gevoel. In de diepte daarvan voelde ik de Prins bewegen. Hij beklom de éne borstenheuvel en snuffelde aan de tepel bovenop. Die kon niet anders dan zich trots oprichten, hoger en hoger, zodat de edele heer ook deze weg moest volgen.
De Prins liet zich door de vernieuwde verhoging bij het oprichten niet van zijn stuk brengen en begon rondjes te draaien. Daarbij schakelde hij een versnelling hoger. Mijn armen bleven zwaar en als verlamd naast me liggen. Mijn schouders drukten zich in de kussens terwijl mijn rug een holle boog maakte. Zo langzaam als hij de reis had gemaakt naar de éne borstentop, zo snel maakte hij de overstap naar de andere tepel. Die wachtte al. Piepend: kom, kom, alsjeblieft, ik wil ook!
Nu was het zaak voor de Prins om beide borsten evenveel aandacht te geven. Hij maakte er een spelletje van. Plagend. Soms liet hij op zich wachten tot ook hij het kronkelen en smachten niet meer kon weerstaan. Het hoeft niet gezegd dat deze dadenkracht ook zijn weerslag gaf op lager gelegen regionen. Daar lag een vulkaan op uitbarsten. De Prins zou echter de Prins niet zijn als hij zijn weg daar naartoe niet in een gepast schrijden af zou leggen. Hij had immers alle tijd.
Langzaam verplaatste hij zich, langs sidderende flanken en gespannen, verlangende spieren, tot net boven de inham van de zwoele grot met haar zachte geur. Hij moet vast in zijn vuistje hebben gelachen toen hij daar, aan de rand, bleef balanceren zonder meer te doen dan kijken en zich stil houden.
Ondertussen leek het of al mijn bloed zich tussen mijn benen bevond. Mijn ademhaling twijfelde tussen meegaan in het verzengende verlangen en controle en koelbloedigheid. Mijn gevoel schreeuwde: actie! Elke vezel in mijn lichaam wachtte op de bevrijding. Zijn bevrijding.
Toen, heel stilletjes, kwam hij in beweging. Een beetje afstandelijk, ongeïnteresseerd. Daar leek het op. Hij liet zich in zijn volle lengte glijden. Over de top heen, scherend langs de ingang van de grot, om met zijn kop te blijven hangen boven de spelonk.
Er was de natuurlijke neiging om mijn benen te sluiten. Op die manier zou de Prins helemaal omsloten worden in de geurige vochtigheid van het territorium dat hij net had betreden. In die neiging zat ook een toegeven: aan de kracht van het lichaam dat zich had onttrokken aan de geest. Er zat iets zuigend in dat verlangen. De zenuwwand van de grot stond op scherp.
Kom, bewandel me, voel mijn vochtige, zachte wanden. Geniet van mijn tederheid, dring tot me door, zo ver je kunt. Ik zal je trillend de weg tonen, je zuigend opnemen tot waar je denkt dat het einde is. Kom! In dat zinderende, wachtende liedje trok de rand rondom de spelonk zich strak. Hoe groter en opener de ingang van de grot leek te worden, hoe nauwer de toegang tot de spelonk.
De Prins zag dat alles en gleed daarom op zachte voet langzaam terug naar de top. Een zachte schreeuw ontsnapte aan mijn lippen.
‘Nee, niet gaan!’ Gevolgd door een lieflijk: ‘Toe, blijf nog even’.
Wat volgde was wachten. Opgelegd door het prinselijke heerschap maar ook door mijn eigen lijf. De spanning golfde vanaf mijn borsten over mijn buik tot tussen mijn benen om haar weg te vervolgen naar mijn tenen. Daar werd rechtsomkeert gemaakt. Ik werd helder in mijn hoofd en licht in mijn vlees.
Toen de Prins sprak was het zacht, bijna onhoorbaar. Een lijzig, zoemend, maar doeltreffend geluid. De trillingen stroomde naar de diepte van de grot. Mijn onderlijf richtte zich op in een poging nog meer van de prinselijke trillingen in zich op te nemen. Het mocht! Hij gaf toe! Zo begon het dansen, mijn ruwe polka versus de vederlichte, strelende pasjes van de Prins. Heen en weer, van links naar rechts, om uiteindelijk hetzelfde tempo te vinden.
Net toen ik uit dit ritme dreigde te ontsporen dook de Prins over mijn knopje heen om te stranden net voor de grotingang. Lang bleef hij daar dit keer niet hangen want het leek of een lange, machtige hand hem van binnenuit de vochtige ruimte in sleurde waar hij in één machtige, golvende beweging werd gemasseerd en geknuffeld. Wat een ontvangst!
Toen de Prins was bijgekomen van de ontvangst kon hij eindelijk weer rustiger ademhalen. Uit vorige ervaringen had hij onthouden dat deze pauze slechts korte tijd zou duren voor er weer een nieuwe omhelzing plaats zou vinden. Maar, daar was hij niet voor gekomen!
Ow! Was de hoogedele heer moe? Had hij haast? Was het tijd om te gaan?
‘Nee hoor,’ sprak hij geruststellend, ‘ik kom alleen wat glijmiddel halen.’
Veel tijd om daar lang over na te denken kreeg ik niet. Hij bewoog zich deskundig heen en weer, wat de vezeltjes in de grot alleen maar heel erg op prijs konden stellen. Dat hij zich daarbij ook nog trillend liet voelen, was alleen maar aangenaam meegenomen. Het maakte elke beweging tot het summum van genot.
Hij deed het ijverig en met gepaste snelheid. Vóór de grotgenootjes de kans kregen om genoeglijk hun ogen te gaan sluiten, trok de heer zich resoluut terug. Maar niet zonder eerst met een kus hebben gegeven op de G-spot die zich genoeglijk onderuit had laten zakken tot op zijn slanke lijf in de hoop hem haar volle genot te kunnen schenken.
Floep! weg was hij, het sputterende gejammer schroomloos achter zich latend. Hij was immers de enige die wist waar zijn volgende stopplaats lag en dat de grotbewoners daar vast nog van zouden meegenieten. Als een slang liet hij zich doorglijden tot bij de spelonk. Die trok zich samen, als om zich onzichtbaar te maken. Het maakte de Prins aan het grijnzen.
Zijn vochtige top draaide rondjes op het strakgespannen plooirokje dat de ingang van de spelonk vormde.
‘Niet bang zijn’, fluisterde hij. ‘Ik kom je groot maken.’
‘Maar ik ben zo nauw’, sputterde de spelonk zachtjes tegen.
‘Dat komt omdat je nog nooit hebt geoefend’, kwam er uit zijn paarse mond en hij duwde tegen de kringetjes spier die meedeinden onder de druk.
Ze ontspanden er zowaar van.
‘En het is hier zo droog vanbinnen’, klonk het hees.
‘Bij de buurvrouw was het net waterfeest. Daar kom ik net vandaan’, was het antwoord.
De ingang kon niet langer de ingaande beweging van de prinselijke hoogheid tegenhouden en gaf zich over aan zijn stille entree.
Vanaf dat moment werd er niet meer gefluisterd en werden er geen woorden meer vuil gemaakt. Er was alleen nog het zuchten van de een en het trillen van de ander. De Prins bewoog zich hoffelijk vooruit. Het leek op schrijden, zacht en teder, ondanks zijn stuwende kracht.
Hij werd ontvangen met een aanvankelijk verschrikt, later ongelooflijk en uiteindelijk jubelend gevoel van verwondering en genot. Want, de eerste benauwdheid voorbij, gaf de spelonk zich prijs. Ze omvatte de Prins vastberaden. Wonder boven wonder bleek de teleurgestelde grot mee te genieten van al het feestgedruis naast haar.
Het trillende, zoemende tempo werd dan ook behoorlijk opgevoerd net als het ritme in de spelonk. Uiteindelijk ging het zo ver dat er in beide nauwten een eindsprint werd ingezet waarbij deelnemen veel belangrijker was dan winnen.
A la fin startte het vuurwerk onder in mijn buik, kanaliseerde zich over het hoofse knopje, spatte uiteen in de grotregionen en omhelsde de Prins uit alle macht in de spelonktunnel. Het schouwspel leek uren te duren.
Tijdens de stilte die volgde trok de Prins zich rustig terug. We bleven zo een tijdje bij elkaar liggen tot hij de stilte verbrak en zei:
‘Bedankt voor de ontvangst. Je hebt een prachtige spelonk. Het zou zonde zijn om ze niet méér te gebruiken. Verzorg ze goed, met inzet van heel je verlangende wezen en wees niet langer bang’.
Maar het waren zijn laatste woorden die bij me bleven, lang nadat mijn ogen waren opengegaan:
‘Maak je op voor de volgende ontdekkingsreiziger. Dat zou best mijn vader de Koning kunnen zijn’. Hij grijnslachte erbij.
— “Een erotische ontdekkingstocht vol fantasie en verbeelding” —