De polder kleurde merkwaardig groen en bruin. Als aan het einde van iedere zomer stond de bietencampagne weer op punt te beginnen. Lisa haatte het dat de toch al zo smalle wegen in de polder ieder jaar opnieuw bijna onbegaanbaar werden door de vele brokken vette klei, die de talloze tractoren en hun smerige karren over de weg verspreidden. Lisa had al een hekel aan tractoren, maar ze begreep nu eenmaal wel dat die apparaten noodzakelijk waren.
Het voordeel van de bietencampagne was wel dat Lisa ieder jaar opnieuw kopij had. Ze had Werner, haar hoofdredacteur van de Hoekse Bode, een keer voorgesteld om een artikeltje daarover van een eerder jaar te plaatsen. Hij had er hartelijk om gelachen. “Doe maar niet,” had hij gezegd, “je zal zien dat iemand het merkt.” Lisa kende Werner goed genoeg om juist dat jaar extra goed haar best te doen op het artikeltje en ook daadwerkelijk een echte boer te interviewen. Ze wist dat hij extra op zou letten. Werner lachte weliswaar veel, maar als hij een voordeeltje kon pakken, dan deed hij dat.
Dit jaar had Lisa haar afkeer van de bietencampagne maar voor zich gehouden. Ze zou uit de talloze al lang bestaande ‘ooggetuigenverslagen’ wel een artikeltje in elkaar flansen. Een actuele foto deed meestal wel de rest en daarmee had de Hoekse Bode weer aan zijn verplichting als ‘krant’ voldaan. Werner vulde de rest wel weer aan met advertenties van de plaatselijke poelier dat er weer vers geschoten hazen uit de polder in de aanbieding waren.
Naast de vaste jaarlijks terugkerende items, zoals de bietencampagne, maar ook kerstmis, de feestdagen en het begin van de grote vakantie was het vooral aan Lisa om met verhalen te komen om de voorpagina van de Hoekse Bode te vullen. Het was een constante zoektocht naar nieuws in een polder waar de mensen voor al hun vertier naar Rotterdam of desnoods naar Dordrecht gingen. Gelukkig werden de mensen wel oud in de Polder, maar om nou iedere week een ‘nog krasse bejaarde’ te interviewen…. Je kon die vaak wat murmelende, op de dood wachtende oude mannetjes en vrouwtjes ook niet steeds een passende quote in de mond leggen. Lisa had een tijd een boekje gebruikt met ‘Meer dan Duizend Wijsheden’, maar Werner had op een gegeven moment tussen neus en lippen opgemerkt, dat al die ‘geïnterviewde’ bejaarden wel erg in tegeltjeswijsheden spraken.
Ieder jaar promoveerde of degradeerde er gelukkig wel een van de voetbalclubs uit de Polder en dat hielp dan weer, voor een tijdje. De ene keer stroomden er tranen van vreugde en de andere keer stroomden er tranen van geluk. Soms werd het zelfs Werner weleens teveel, maar Lisa wees hem dan altijd fijntjes op het feit dat hij voor dat bedrag per woord nu eenmaal niet Woodward en Bernstein kon binnenhalen.
De boerderij van Hansvelt waar Lisa nu naar op weg was, was verleden jaar verkocht aan iemand uit Rotterdam of Den Haag. Dat was zelfs in de polder geen nieuws. Hoewel de meeste boerenbedrijven in de regio redelijk gezond waren, of in ieder geval leken, werden er toch regelmatig boerderijen verkocht aan mensen uit de stad. En omdat Rotterdam nu eenmaal als een grauwe streep aan de horizon lag, was de polder een geliefde plek voor mensen die rust en ruimte wilden en bovendien bereid waren om de eeuwige files bij de tunnel voor lief te nemen.
De nieuwe eigenaar had de boerderij omgebouwd tot een stiltecentrum. ‘De plek waar rust en bezinning samen komen’, stond er in de folder. Werner had er wat lacherig over gedaan, maar dat deed hij over alles.
“Misschien zit er wel een stukje in”, had hij tegen Lisa gezegd. “Of een advertentie.”
Lisa had haar schouders opgehaald. Wie anders dan de lokale poelier zou ooit in de Hoekse Bode willen adverteren?
“Vast wel,” had ze gezegd om er maar vanaf te zijn.
De boerderij van Hansvelt bestond uit een betrekkelijk groot woonhuis uit de zeventiende of achttiende eeuw en een enorme losse schuur. De boeren in de polder waren eeuwenlang welvarend en geweest. Als Lisa nog weleens een lezenswaardig verhaal uit een van de honderdjarigen haalde, ging het bijna altijd over de manier waarop de boeren voor de oorlog met hun landarbeiders omgingen. Alleen wilde Werner er nooit wat mee.
“Je bent Zola niet,” was zijn gevleugelde opmerking, elke keer dat Lisa een misstand zelfs maar vermeldde.
“Gelukkige mensen zijn goede klanten en die willen onze adverteerders hebben”, wist Werner.
Lisa parkeerde haar autootje op een van de parkeerplekken tussen de schuur en het woonhuis. Het waren dit soort kleine details die haar inmiddels opvielen. Ze woonde nu al weer ruim vijf jaar in de polder, maar ze was nog nooit op een boerderij geweest met parkeerplekken.
Deze boerderij was ingericht door iemand die niet alleen bezoekers verwachtte, maar ook nog eens bezoekers uit de stad. Lisa twijfelde een moment of ze haar schrijfblokje zou pakken of haar laptop. Voor niet veel meer dan een cursiefje was haar schrijfblok meestal wel genoeg. Op basis van een paar opmerkingen maakte ze er daarna wel weer wat van.
“Waar denkt u aan?” vroeg iemand achter Lisa.
Ze keek om en zag dat een man van midden veertig uit de schuur was gekomen. Hij was niet erg groot, maar goed gebouwd. Hoewel hij haar vriendelijk aankeek, had Lisa het idee dat hij gewend was om zijn zin te krijgen.
“Dat hangt van u af,” zei Lisa.
Ze merkte dat ze een vage kriebel in haar nek voelde. De man glimlachte en keek haar nu vragend aan. Het was duidelijk dat haar verwarring hem niet was ontgaan.
“Ik,” begon Lisa. “Ik weet niet hoeveel u te vertellen heeft.“
“Volgens mij hangt dat van uw vragen af,” antwoordde de man met hoffelijke ironie, maar het was ook duidelijk dat hij niet langer misbruik van haar verwarring wilde maken.
De man stak zijn hand uit.
“Hans Breuer,” stelde hij zich voor.
“Lisa Genderik,” zei Lisa, terwijl ze tevreden vaststelde, dat de man geen slappe hand gaf.
“Komt u mee?” zei hij en met breed gebaar wees hij naar de deur van de schuur waar hij net uit was gekomen.
Hij ging haar voor naar binnen. Lisa vroeg zich af of de man toch net zo’n boer was als de anderen in de polder of dat hij juist heel goed wist hoe het hoorde en haar daarom voor ging in een voor haar onbekende ruimte. Heimelijk hoopte ze toch wel op het laatste.
In de schuur was een kantoor gebouwd. Lisa moest toegeven dat het smaakvol was gedaan. Het moderne interieur harmonieerde goed met de oorspronkelijke muren, die weliswaar wit waren gepleisterd, maar verder volledig intact waren gelaten.
“Gaat u zitten,” zei Hans Breuer.
Hij wees naar een van de Wassily-stoelen bij het zitje naast het bureau. Lisa ging zitten.
“Een Breuer met een Wassily-stoel,” zei ze en wachtte toen even in spanning om te zien hoe haar grapje was gevallen.
Breuer schoot in de lach.
“Touché”, zei hij. Met een naam als de mijne moet je wel een voorliefde voor Bauhaus hebben.
Lisa lachte, vooral opgelucht, mee.
“Wilt u koffie of thee?” vroeg Breuer.
Normaal had Lisa liever thee, maar waarschijnlijk leek ze meer op een vrouw van de wereld als ze koffie vroeg.
“Heeft u koffie?” vroeg ze tot haar eigen ergernis.
“Natuurlijk,” zei Breuer met een lichte buiging en de licht ironische glimlach, die Lisa al eerder in verwarring had gebracht.
“Melk, suiker, espresso?” vroeg Breuer.
“Espresso,” zei Lisa.
Dat was nog eens wat anders dan die grote bakken lompe slobber, die ze normaal voorgezet kreeg.
“Ik ben zo terug,” zei Breuer en hij verdween weer in de gang. Lisa bleef zitten en blies haar adem langzaam uit. Ze keek nog een keer om zich heen. Op het bureau stond een groot computerscherm en er lag een laptop op. Verder lag er een wit stripboek met de tekening van het hoofd van een clown op de voorkaft. Ze vond het een akelig gezicht. Misschien heeft hij wel hulp nodig met koffie zetten, dacht Lisa blij. Als ik hem nu eens ga helpen. Doe niet zo achterlijk, zei ze boos tegen zichzelf. Je hebt je al genoeg aangesteld.
Gelukkig hoefde Lisa niet lang met zichzelf ruzie te maken. Breuer kwam binnen met een dienblad met daarop twee kopjes koffie.
“Sorry,” zei hij. “Het duurde even, want het apparaat is nieuw.”
Hij lachte verontschuldigend.
“Ik ben zo handig met apparaten.”
“Valt vast mee”, zei Lisa.
Je stelt je aan, dacht Lisa. Je stelt je aan als een verliefde puber.
“Nou”, zei Breuer en hij ging iets onderuit zitten. “Brand maar los.”
Lisa nam snel een slok van haar koffie. Dit soort gesprekjes had ze al duizend keer gedaan, maar hij zou haar vast hopeloos triviaal vinden.
“Ja,” zei ze, terwijl ze het gevoel had dat Breuer al haar gedachten kon lezen. “Wij hebben uw folder gekregen.”
Breuer knikte begripvol, maar Lisa had het idee dat hij in werkelijkheid totaal ergens anders was met zijn gedachten. Met zijn gedachten zat hij in haar hoofd en haalde daar al diepste gedachten en gevoelens naar boven. Ze kneep haar ogen dicht en vermande zich.
“Wat moet ik me voorstellen bij een stiltecentrum?” vroeg Lisa.
Het was zo ongeveer de meest voor de hand liggende vraag, die ze had kunnen stellen, maar ze was al lang opgelucht dat ze er eindelijk een vraag uit had gekregen. Nu lag de bal voorlopig weer bij hem.
”Heeft u de folder gelezen?” vroeg Breuer.
Ze hoorde het stille verwijt, maar hij bracht het zo vriendelijk dat ze alleen maar knikte. Om haar niet langer te laten zwemmen, ging Breuer verder. Hij legde haar uit dat hij in zijn vroegere woonplaats Den Haag al een groepje kennissen had met wie de wekelijkse eetavondjes waren veranderd in een avond waarbij spiritualiteit en zingeving centraal stonden. Dat had hem aan het denken gezet en omdat hij toch vijftig procent van zijn bedrijf had verkocht aan een beleggingsmaatschappij was hij juist hier in de polder waar ruimte en uitzicht nog de dagelijkse realiteit waren, dit centrum begonnen.
“Wilt u nog koffie?“ vroeg Breuer. “Als ik u trouwens verveel, moet u het zeggen hoor.“
Hij lachte weer verontschuldigend.
“Het is mijn onderwerp en ik,… draaf nogal door. Mijn ex-vriendin verweet me dat ook altijd.”
“Vriendin?” vroeg Lisa nu opeens weer klaar wakker.
“Ex-vriendin”, verbeterde Breuer haar.
“Wat jammer”, zei Lisa, maar ze wist zelf ook wel dat haar gezicht het tegendeel zei.
Breuer glimlachte en ging toen zonder haar verdere antwoord af te wachten nog een keer koffie halen. Lisa besefte dat ze geen letter op papier had gezet en eigenlijk meer naar het warme timbre van Breuers stem had geluisterd dan naar wat hij eigenlijk te vertellen had.
De tweede helft van het gesprek had Lisa zichzelf weer beter onder controle. Ze haatte het ook bij anderen wanneer ze zich door wat dan ook lieten meeslepen. Het eeuwige ‘doe maar gewoon dan doe ja al gek genoeg’ van haar moeder was haar tweede natuur geworden. Ze vulde het zelf vaak aan met de wijsheid van haar oma: voor de deur is ook buiten.
Lisa maakte plichtmatig enige aantekeningen en dwong zichzelf om niet meer naar de stem van Breuer te luisteren en zich alleen te concentreren op de inhoud. Ze bekeek zijn gezicht. Hij werd al grijs aan de slapen en had een enigszins hoekige kin zonder te voldoen aan de schoonheidsidealen, die Hollywood ons nu eenmaal allemaal oplegt. Hoewel zijn stem en gedrag niet waren veranderd en hij nog steeds vrijmoedig doorkletste, zou Lisa zweren dat hij zich bewust was van het feit dat hij zijn betovering op Lisa voor het moment kwijt was. Het leek wel of Breuers ogen een eigen leidden en dat hij al pratend zocht naar een zwakke plek, maar ze was vastbesloten om hem geen kans te geven. Ze had zich al meer dan genoeg aangesteld, vond ze.
“Ik heb nu wel genoeg informatie”, zei Lisa tamelijk abrupt. “Ik maak er zelf verder wel een stukje van.”
“Zoals u wilt”, zei Breuer weer enigszins ironisch.
Tot Lisa’s ergernis was de zelfverzekerde blik weer helemaal terug. Hij wist net zo goed als zij, dat haar abrupte einde aan het gesprek eigenlijk alleen maar een vlucht was. Veel langer had ze haar ongeïnteresseerde houding niet meer vol kunnen houden.
Hij wist, dat zij wist, dat hij het wist. Ze wilde hem er om haten, maar in plaats daarvan gaf ze hem snel een hand, maar trok ze haar hand al terug voor hij ook maar iets had kunnen doordrukken.
“Ik ga er vandoor”, zei ze.
“Ik zie het”, zei Breuer neutraal.
“Krijg ik het nog te lezen?” vroeg hij.
Zonder hem te antwoorden, draaide ze zich om en liep door de gang naar haar auto. Al die tijd voelde ze zijn brandende blik in zijn rug, maar toen ze zich bij de deur omdraaide om tenminste nog gedag te zeggen, zag ze dat Breuer een kleine zwarte poes had opgetild en helemaal geen aandacht meer voor haar had.
“Ik ga”, zei ze meer geërgerd dan ze had willen klinken.
“Natuurlijk”, zei hij. Het kleine zwarte mormel kronkelde zich helemaal tegen de borst van Breuer aan.
“Ik kom er zelf wel uit,” zei ze, maar ze betwijfelde of Breuer haar wel had gehoord.
Wordt vervolgd…