1716 – Een straffe wind doet de zeilen van het VOC-schip de Catharina-Wilhelmina opbollen. Ze ligt in de haven van Amsterdam. Hoewel het waait, staat de zon hoog aan de hemel en het is heet. Ik sta op de kade in een paars satijnen jurk met prachtig geborduurd korset, naast mijn koffers en kist, een parasol in mijn hand. Meeuwen krijsen, de wind brengt mijn kapsel in de war. Ik zucht en kijk om me heen. Waar blijft mijn vriendin Cornélie? En de andere passagiers? Volgens mij ben ik veel te vroeg…
‘Wat heeft u prachtig haar,’ hoor ik opeens dichtbij. Geschrokken draai ik me om. Een man staat voor me en onwillekeurig gaan mijn ogen meteen naar het vele borsthaar wat door zijn half open overhemd naar voren komt. Het witte overhemd is besmeurd met vlekken. Zijn strakke zwarte broek is in laarzen gestoken. Als ik in zijn ogen kijk stokt mijn adem door zijn knappe gelaat. Zijn huid is zongebruind en parelt van het zweet. Zijn gezicht wordt half in schaduw gehuld vanwege de grote leren driesteek hoed op zijn hoofd. Hij heeft een zwarte baard, vol, maar netjes. Ik breng mijn hand naar mijn borst om zeker te zijn dat ik nog adem. Maar mijn hart bonst bijna uit mijn borstkas, dus ik leef. ‘Gaat het wel goed met u?’ vraag hij mij met een bezorgde uitdrukking. Zijn handen, die eerst nog op zijn rug lagen, bevinden zich opeens om mijn ingesnoerde middel. Ik wankel door deze aanraking en ergens bedenk ik me hoe zeer ongepast dit is. Ik ben een dame! Maar ik kan mijn ogen niet van hem afwenden. Hij brengt me twee meter verder naar een grote kist en laat me erop zitten. Voor ik het weet is hij weg. Verward kijk ik om me heen.
‘Excuseer mij mevrouw, maar kan ik u ergens mee helpen?’ Nog verward kijk ik nu in het gezicht van een jongen die onmiskenbaar de kledij van een matroos draagt. ‘Gaat u mee met de Catharina-Wilhelmina?’ Ik knik langzaam. ‘Zal ik u helpen met uw koffers?’ Ik knik weer. De jongen helpt me overeind en begeleid mij naar de loopplank.
‘Daar ben je!’ roept Cornélie die als uit het niets in mijn gezichtsveld springt en me omhelst. ‘Ik zocht je al! Ik zei net tegen Gijsbrecht dat je misschien al aan boord was gegaan. Kom, we gaan!’
Als ik mijn hut heb geordend ga ik op verkenning aan boord van de Catharina-Wilhelmina. Nog voor ik een voet op de eerste traptrede naar het bovendek heb gezet, komt het schip met een schok in beweging. Ik wankel naar boven en naar de reling, waar ik de pakhuizen aan de kade langs me heen zie glijden. Het is een mooi gezicht. Maar ik lijk wel een dronkaard! De grond beweegt onophoudelijk. Al snel haast ik me naar mijn hut en probeer wat te lezen en te slapen en dan hoor ik de bel voor het avondeten.
Tijdens het diner zit ik tussen Cornélie en de dominee in, naast Cornélie zit haar man Gijsbrecht. Tegenover ons de luitenant, tweede stuurman en andere mannen en vrouwen die geanimeerde gesprekken voeren. Het eten is voortreffelijk. Er is alleen één stoel leeg.
‘Wie hoort daar te zitten?’ vraag ik aan Cornélie. Ze kijkt naar de stoel aan het hoofd van de tafel en vraagt het haar man die zich naar ons toe draait.
‘Daar zit de kapitein van dit schip, meneer Cuyper. Men zegt dat hij de eerste week nooit met zijn passagiers mee eet, maar ze eerst beter wil leren kennen door ze op het schip te spreken. Aan de lege stoel te zien is dit waar.’
‘Waar eet hij dan?’ vraag ik.
Cornélie giecheld met een glas wijn in haar hand: ‘In zijn eigen hut natuurlijk.’
Als ik aan het eind van de avond nog even over het dek wandel, word ik door twee dingen bevangen: hoe prachtig de sterrenhemel is. En hoe mijn maag zich omdraait. Voor ik het besef kots ik het voorgaande diner uit over de reling.
Een week heeft het geduurd. De constante misselijkheid, het braken en algemene misère. Gelukkig had ik vanmorgen eindelijk nergens last van en lopen gaat prima. Het duurt niet lang voor de bel voor het diner klinkt, waar ik me op verheug. Het eerste wat mij opvalt is dat er iemand op de lege stoel zit. Het moet de kapitein zijn. Hij heeft een prachtige donkerblauwe jas aan, geborduurd met gouddraad met gouden manchetknopen. Ik herken zijn profiel ergens van. En als ik ga zitten, drie stoelen verder, val ik bijna alsnog flauw. Dezelfde man die mij een week eerder in de haven van Amsterdam de adem benam zit aan het hoofd. Wekte hij eerst nog de indruk dat hij recht van een piratenschip af was gewandeld, nu zit hij er onberispelijk bij. Hij draagt geen pruik, zoals het de mode betaamt, maar zijn zwarte haar is half lang en golvend. Het is met een zijden strik in zijn nek gebonden. Door de flakkerende kaarsen krijgt zijn gezicht iets mysterieus. Hij praat met de luitenant en als hij even de tafel rond kijkt, blijven zijn ogen op mij gericht. Ik kan niet meer denken. Niet meer eten. Niet meer bewegen. Het wordt stil om me heen. De kapitein brengt twee ranke vingers naar zijn mond en ik zie dat hij voor de luitenant de indruk wekt dat hij luistert, maar hoe kan hij nog luisteren als alles weg is gevallen en de kosmos zich om ons heen heeft gehuld. Ik kijk naar zijn lippen, bijt op mijn eigen onderlip en opeens draait hij zich om naar zijn gesprekspartner.
‘…vind je ook niet?’ klinkt de heldere stem van Cornélie naast me. Het gebabbel van de tafelgenoten dringt oorverdovend tot me door.
‘Sorry, wat zei je?’ zeg ik verward. Cornélie begint gewoon opnieuw haar verhaal te vertellen. Met moeite kan ik me op haar concentreren. Ik durf niet meer naar hem om te kijken. Dus kijk ik strak naar mijn vriendin en naar mijn bord. Ik ben blij als ik mij eindelijk kan excuseren.
‘Je hebt helemaal niet met de kapitein gepraat,’ zegt Cornélie als we afscheid nemen van elkaar. Zij en Gijsbrecht gaan terug naar hun hut, maar ik kan nog niet slapen. Dus ga ik aan dek en loop naar de reling. Het schip deint langzaam op de golven.
‘Het is een prachtige avond, vindt u niet?’ klinkt een stem even later.
Een rilling loopt over mijn rug. Ik weet dat het de kapitein is. Hij komt naast me staan en kijkt uit over het water.
‘Een prachtige avond, inderdaad.’ Het blijft stil. Opeens draait hij zich naar mij om en kijkt me aan. Glimlachend brengt hij zijn hand naar mijn gezicht en strijkt een losgeraakt plukje haar achter mijn oor. Zijn vingers glijden via mijn oorlel, langs mijn hals naar het kuiltje tussen mijn sleutelbeenderen. Zijn ogen volgen zijn uiterst brutale handeling. Maar ik kan niets. Mijn adem stokt. Zijn vingers vervolgen uiterst langzaam hun weg naar beneden, een brandend spoor achterlatend… Voor hij tussen mijn borsten beland, stopt hij. Hij kijkt me duister aan, laat me los, pakt mijn vingers en drukt een kus op de rug van mijn hand. Daarna excuseert hij zich en loopt weg.
Totaal van de kaart ben ik, de weken na de ontmoeting. Ik ben zo weinig mogelijk buiten, zit zo ver mogelijk bij hem vandaan tijdens de diners, trek zoveel mogelijk op met andere mensen dan hem. Maar elke keer als zijn blik mij vangt en we elkaar niet meer los kunnen laten, wil ik naar hem toe gaan. De gedachten die ik ’s nachts heb zijn niet kuis te noemen. Een aantal keer heeft hij mij aangeraakt. Zachtjes de achterkant van mijn nek toen hij achter me langs liep. Mijn ingesnoerde middel tijdens een storm. Hij heeft mijn vingers gekust tijdens één van mijn nachtelijke wandelingen, toen ik niet kon slapen van onrust en mij alleen waande aan dek. Hij heeft me dus in mijn peignoir gezien, dat is al erg genoeg.
Tegen beter weten in loop ik ’s nachts weer lichtvoetig naar de reling in mijn nachtgewaad met slofjes. De kimono die ik draag wappert in de wind. Mijn lange haar waait voor mijn ogen. Hij kan toch niet elke keer als ik besluit naar buiten te gaan, ook aan dek zijn? De zilte zeelucht maakt mijn hoofd leeg en ik bestudeer de sterrenhemel. De zee is kalm en gaat naadloos over in de nachtzwarte lucht. Na een tijdje loop ik verder. Daarachter is het vertrek van de kapitein. Ik zie dat er licht brandt, hoewel het midden in de nacht is. Als een mot aangetrokken tot het vuur loop ik er naartoe. Zijn deur staat op een kier. Als ik maar een glimp kon opvangen… Ik loop tot het kleine gangetje. Maar meteen klinkt er een keiharde ‘krak’ onder mijn voet en ik versteen.
‘Wie is daar!’ klinkt zijn bulderende stem. Gloeiende gloeiende, als niemand dan hij de krak heeft gehoord, is nu het hele schip wakker geworden van zijn harde stem. Voor ik het weet zwaait de deur open. Zijn profiel tekent zich zwart af tegen het flakkerende licht achter hem. Ik knipper met mijn ogen. Meteen grijpt hij mijn arm en trekt me zijn hut in. Struikelend over mijn slofjes, waarvan er één achterblijft in de hal, val ik tegen hem aan. Ik wil me aan zijn overhemd vastgrijpen, maar er is geen kledingstuk te bekennen. Mijn hand grijpt zijn gespierde bovenarm, mijn wang drukt tegen zijn blote schouder en ik voel zijn borsthaar met mijn andere hand wat ik tegen hem aan druk om mijn val te breken. Hij trekt me overeind tegen zich aan en geshockeerd merk ik dat hij geen kleding draagt! Mijn kimono is half afgegleden. Gelukkig draag ik mijn peignoir. Cuyper kijkt me aan. Zijn haar is los en wild. Ik wil me uit zijn greep losmaken, mij verontschuldigen en weglopen.
‘Het spijt me -de deur, het was…’ Met één hand trekt hij de deur dicht, die met een klap in het slot valt. Hij duwt me ertegenaan. Rukt de kimono van me af en kust mijn mond. De dunne stof van mijn peignoir trilt mee met mijn lichaam als ik zijn geur door mijn neus inadem en zijn baard voel. Hij pakt mijn polsen ruw vast en trekt ze boven mijn hoofd, drukt zijn bovenlijf tegen mijn borsten. Zijn borsthaar kriebelt mijn blote huid. Het voelt als een vrije val. Gelukkig heeft hij zijn andere arm om mijn middel geslagen, anders was ik door mijn benen gezakt.
‘Waarom ben je hierheen gekomen?’ zegt hij verbeten als hij mijn benen uit elkaar rukt en zijn harde lul tegen de binnenkant van mijn dijen drukt.
‘Ik weet het niet…’ zeg ik ademloos, geen acht slaand op het feit dat hij mij tutoyeert. Als ik niet beter wist en niet zo had verlangd naar dit moment, als ik niet nachtenlang aan hem had gedacht, mijzelf betastend tot ik trillend een hoogtepunt bereikte, lijkt dit verdorie wel een verkrachting. Zijn tong dringt ruw mijn mond binnen en mijn polsen voelen beurs door zijn hand die ze bijna fijn knijpt.
‘Ik weet het wel,’ zegt hij zwoel. Ik heb mijn dijen weer tegen elkaar gedrukt, voel hoe zijn grote lul tussen mijn gezwollen natte lipjes glijdt. Hoe vaak heb ik hierover gefantaseerd… Maar als de ernst van de situatie tot me doordringt, dat ik half naakt met de kapitein in zijn hut sta te zoenen, ruk ik me los en duw hem van me af. Hijgend staan we tegenover elkaar.
‘Ik ben een dame!’ Ik herken mijn eigen stem niet meer. Het is hees en schor tegelijk. Zijn lul steigert als ik me boos uitlaat over de situatie, dus loop ik weg. Ik pak mijn kimono weer op en trek deze aan. Ik kan niet naar hem kijken, niet naar zijn gezicht en al helemaal niet naar zijn heerlijke lichaam. Ik heb het bloedheet en voel me beschaamd. Het liefst was ik de deur uitgerend.
Als ik de sjerp van mijn kimono dichtknoop voel ik zijn handen achter mij op mijn heupen. Hij kust teder mijn nek. Het voelt alsof hij me brandmerkt. Willoos laat ik mijn ogen dichtvallen. De woede vloeit weg. Ik voel alleen zijn warmte, zijn handen over mijn rug naar mijn schouders gaan die de kimono naar beneden laten glijden. Ik voel alleen zijn zachte lippen op mijn blote huid. En laat de sjerp los. Zijn benadering is totaal omgedraaid.
‘Hoe heet je?’ zegt hij zacht.
‘Saar…’ zeg ik ademloos. Hij draait me om en als ik in zijn ogen kijk, laat ik me bevangen door dezelfde kosmische trillingen die we voelden in de weken hiervoor.
‘Ik wil je…’ zegt hij schor. Hij trekt me resoluut naar zich toe en kust me hartstochtelijk. Mijn handen gaan naar zijn gezicht. De kimono valt op de grond als hij hem weer open knoopt. Hij betast mijn hele lichaam, tot ik gek van verlangen me tegen hem aandruk. Ik wil hem ook en hij weet het. Zweet parelt op zijn huid. Het smaakt kruidig als ik het oplik. Hij ruikt mannelijk. Ik lik hem overal. Steeds verder naar beneden. Tot ik voor zijn lul hurk, hem vastpak en mijn lippen er omheen sluit. Ik lik, zuig en kokhals als hij mijn haren vastgrijpt en mijn mond neukt. Waarderende geluiden geven mij meer energie en ik blijf hem pijpen tot mijn ogen tranen en dik speeksel in een draad op de grond valt.
Staand kust hij me weer. Zijn handen glijden via mijn billen omhoog naar de dunne bandjes van mijn peignoir terwijl hij in mijn wang bijt en me steeds verder opgeilt. In een hoopje valt het peignoir aan mijn voeten. Hij kijkt naar mijn gezicht als dit gebeurd, maar als hij zijn blik laat zakken, zie ik iets in zijn ogen wat ik nog nooit bij een man heb gezien. Ik voel me begeerd en smelt. Hij streelt mijn borsten met volledige aandacht, waardoor mijn tepels hard worden. Langzaam laat hij zich op zijn knieën zakken en streelt me overal. Likt mijn borsten, bijt in mijn tepels, zuigt aan mijn natte lipjes, duwt een vinger bij me naar binnen en begint me soppend te vingeren. Steeds harder, sneller, heftiger. Ik hou me vast aan zijn brede schouders, tot mijn vocht over zijn hand klotst. Hijgend laat ik me door hem ondersteunen als hij me naar zijn kooi begeleidt. Trillend ga ik op mijn rug liggen. Hij spreidt mijn benen en ik zie pure lust in zijn ogen als hij naar mijn kut kijkt. Hij straalt uit hoe geil hij is. Zijn lichaam, zijn gezichtsuitdrukkingen, zijn lichaamstaal; alles schreeuwt seks. En ik wil niets anders dan dat zijn lul mijn binnenste diep penetreert. Hij torent boven me uit, zijn behaarde lichaam wordt zacht belicht door flakkerende kaarsen. Zijn baard geeft hem een woeste uitstraling.
‘Kapitein,’ kreun ik. ‘Hoe heet u…’
‘Maarten…’ zegt hij zwoel. Ik ben zo ontzettend nat dat hij met gemak mijn opening vindt en hij neemt me. Ik stoot een dierlijke kreun uit als hij naar binnen dringt. Hard en meedogenloos stort hij zich op me, grijpt mijn haar vast. In een reflex trek ik mijn knieën op, bijt in zijn schouder om mijn harde kreunen te smoren en laat mijn vingernagels hard over zijn rug krassen. Mijn krabben laat hem niet onberoerd merk ik aan zijn kronkelende lijf. Hij komt weer overeind, trekt mij mee en duwt me op mijn knieën. Meteen penetreert hij me weer van achteren en voor ik het weet heb ik een paar harde klappen op mijn bil te pakken. Bij elke klap slaak ik een kreet. Ik klauw in het laken, wil zijn hand vastpakken om hem te stoppen, maar hij grijpt mijn onderarm en gaat door met zijn andere hand. Binnen een minuut kom ik schreeuwend klaar. Maarten trekt me aan mijn haren omhoog en zijn hand sluit zich om mijn keel. Een siddering gaat door me heen. Hij duwt zijn tong in mijn mond terwijl hij doorgaat met stoten. Als vanzelf komen we in een zittende positie en veranderen we zo dat ik achterstevoren op hem zit. Ik kan geen genoeg van hem krijgen, al mijn remmen zijn los. Maarten helpt me door mijn billen vast te houden. Maar ik wil naar hem kijken. Ik heb hem te lang ontlopen en nu gebeurd waar ik van heb gedroomd. Dus ik draai me om. Meteen grijpt hij mijn borsten vast. En ik begin te masturberen. Ik kan er niets aan doen. Hoe onbeschaamd… Maar de blik in zijn ogen verteld me dat ik dit vooral moet doen.
‘Maarten, meneer Cuyper, kapitein…’ kreun ik onbevangen, ik zeg alles wat ik me opkomt, laat me helemaal gaan. Maar hoe kan ik anders, als deze onweerstaanbare man mij meer genot brengt dan ik ooit heb gevoeld?
‘Ik heb zo naar dit moment verlangd…’ zegt Maarten als hij zichzelf omhoog duwt om op mijn tepel te sabbelen. Ik grijp zijn haar vast. Hij legt me weer op mijn rug en blijft me beheerst nemen, helemaal uit, helemaal in, helemaal uit, helemaal in… Ik word gek. Blijf masturberen terwijl Maarten op zijn armen steunt, boven me hangt en mijn kut in vuur en vlam zet. Hij zoent me, bijt in mijn wangen. Ik voel zijn baard op mijn huid en vanuit mijn tenen kruipt het omhoog…
‘Niet stoppen!’ schreeuw ik. Onverstoorbaar gaat de kapitein verder. In en uit. Nog wilder wrijf ik over mijn clit, sneller neukt hij me nu, ik grijp zijn haar ferm vast, klem zijn bezwete lichaam tussen mijn benen en neuk zijn lid door mijn kutje onregelmatig samen te trekken…
En ik explodeer. Voel hoe mijn kutsappen langs zijn stijve lul spuiten terwijl mijn benen onophoudelijk tegen hem aan klappen en trillen. Mijn geest verlaat mijn lichaam en zweeft in extase over de kalme golven van de zee. De kapitein is gestopt. Langzaam voel ik hoe Maarten zijn lul uit me laat glijden en ik kom weer terug op het bed, terug in mijn lichaam, terug naar mezelf. Ik zie hoe Maarten zich aftrekt, zijn gezicht in opperste concentratie. Het is een spannend gezicht. Dan spuit hij zijn zaad met een harde kreunende grom over mijn lichaam, over mijn gezicht en in mijn haar.
De volgende ochtend draai ik me zacht kreunend om. Ik voel hoe een arm zich om mijn blote lichaam slaat en tegen een heet en behaard lichaam drukt. Met mijn ogen dicht betast ik Maartens gezicht. Streel zijn haar, kam met mijn vingers door zijn baard. Hij trekt mijn benen over zich heen, omhelst me innig en drukt een zoen op mijn voorhoofd.
‘Goedemorgen, Saar. Ik hoopte al dat je er nog was.’ Met een veelbetekenende blik kijkt Kapitein Maarten Cuyper mij aan en drukt zijn mond op mijn lippen…
Wat een heerlijk verhaal!
Komt er een vervolg?
Nou schrijf er nog maar een paar. Heerlijk!!!